Hoezo ‘nieuw’?!

In eerste instantie legde ik de opmerking bijna weer terzijde. Maar omdat juist die achteloze soms tot nadenken (zouden moeten) stemmen, gilde dat inwendig virtuele stemmetje dat dát niet de bedoeling is. En dus…

Iemand die over het algemeen verstandige dingen zegt, beweerde dat een tekst van een columnist niet zo interessant was omdat

zijn argument is ook niet fout, het is verschrikkelijk voorspelbaar en uitgekauwd. (…) Het is een argument dat iedere eerstejaars maakt. Gaap.

Kijk, en dáár ben ik het dus hartgrondig níet mee eens. Als je dit blog ‘doorbladert’, zul je hopelijk zien dat ik probeer over te brengen dat het loont het alledaagse van een andere kant te bekijken. Dat levert je nieuwe beelden en inzichten op. Gegarandeerd.

Jóu!

De stelling moet verdedigbaar zijn, dat het haast onmogelijk is geworden iets te bedenken, beargumenteren wat elders nog niet is gedacht, wat uniek is. Degene die met de eer van een Waarlijk Unieke Gedachte aan de haal gaat, is degene die het verwoordt. Da’s best vreemd, toch? Dat is niet degene die de gedachte het eerst dénkt, maar de eerste die ‘m deelt. Voor mij is dit een reden om bijvoorbeeld ieders gedachten serieus te nemen; ook de bespiegelingen van de glazenwasser over de samenleving.

Maar goed: uniek.

Het citaat ademt ‘waardevrijheid‘ uit. Dat zal de spreekster níet met me eens zijn, maar ik zeg het tóch. Het argument wordt losgekoppeld van z’n context en beoordeeld aan de hand van een soort meetlat van uniciteit. En omdát veel anderen het gebruiken, is het lager gewaardeerd. Dat is echter, zoals de Engelsen dat zo mooi zeggen, in the eye of the beholder. Het is maar net wie ernaar kijkt.

Ik hoop echt dat je af en toe met een andere blik naar de wereld om je heen kijkt. Dat lukt lang niet genoeg. Het is lastig. Je vergeet het, en bekende patronen zijn snel en makkelijk. Maar toch… af en toe?! Zelfs mij lukt het, af en toe.

Als je – bijvoorbeeld als samenleving – wilt vernieuwden, dan is die open geest onontbeerlijk.in dat licht bezien, ben ik ook niet zo enorm onder de indruk van wat er zoal wordt ‘geïnnoveerd’. Veel van die innovatoren blijken bij doorluisteren juist déze kwaliteit, openheid, te missen. In tegenstelling tot wat je zou verwachten bedoelen veel van die lui met ‘wat goed is voor de mensen’ ‘wat ík vind dat goed is voor de mensen’. Innovatie is dan bevoogdend.

Dat werpt nieuw licht op de zaak. Het betekent – en ik denk dat ook te zien – veel trial and error, vallen en opstaan. Proberen. Niet omdat dat een goede ontwikkelstrategie is – dat deel ik volledig – maar vooral omdat je niet snapt wat je beoogde gebruikers wíllen. Dat de indrukwekkendste innovaties en de belangwekkendste theorieën levenswerken waren, dát vergeten we nog weleens. Haastige tijden maken dat we minder tijd nemen om goed te luisteren. Wat rest, is dan inderdaad de Aanpak van het Schot Breedspreidends Hagel: veel projecten starten en bij geen direct succes meteen weer stoppen.

Agile. Het eufemisme voor ‘eigenlijk heb ik geen benul van de richting’?! En dús ook de beste aanpak?!

Een woekerend onkruid

Er is iets wat organisatoren goed zouden moeten bewaken: het hárt en de géést van hun evenement. Daar loert een veelkoppig monster op. De koppen hebben eigen namen: Sponsor, Reclame, Marketing, Sales, Branding, PR, Promotie. Aan het lijf zie je dat er vast nog meer koppen gaan komen. Het monster Commercie heeft de mentaliteit van het beroemde Rupsje-Nooit-Genoeg en de vorm van een zwam, onzichtbaar woekerend met af en toe een zichtbare paddestoel.

Volgens jou is het niet zo erg?

Goed dan. Drie voorbeelden, twee uit Leiden en één wereldwijde. We beginnen in Leiden.

Het beroemdste aan Leiden is, denk ik, Drie Oktober. Als je het in quizzen tot vraag schopt, als je gerecht van de dag, hutspot, in kookboeken wordt gekoppeld aan díe dag, en als tienduizenden naar je stad reizen om er bij te zijn; dan héb je iets met nationale allure. Leiden zelf ziet het nóg groter en wil de traditie Leidens Ontzet op de Unesco Werelderfgoedlijst zien.

Het is een raar feest, dat Leidens Ontzet. Je moet er echt iets mee hebben, want anders is het niks. Een Taptoe 2 Oktober ’s avonds die geen taptoe is, maar een optocht van sportverenigingen – en waarbij de ene helft van Leiden uren staat te kijken of ze hun eigen kind of bekenden, de andere helft, voorbij zien komen. Een kermis en warenmarkt die al járen hetzelfde zijn en waar je ook al járen hetzelfde doet: ‘een rondje kermis lopen’. En snacken, bier drinken, suikerspin ‘eten’, druiven, banaan met slagroom, churros, saté of oliebol; de combinatie is, net als wat je die dag tegenkomt, multiculinair willekeurig. En op 3 Oktober dan de Grote Optocht; ook ieder jaar min of meer hetzelfde. Belgische figuranten en schoolkinderen, fanfare’s, praalwagens, de onvermijdelijke ‘gaten’ en de reclamewagens. Onbedorven echt zijn nog de koraalzang, haring en wittebrood en het reveille, maar die laatste is op 3 oktober om 07.00.

Dat is Leidens Ontzet, als je je er niet in laat opgaan.

Want de essentie is eigenlijk dat Leiden die anderhalve dag gewoon ‘de straat opgaat’. We zijn zélf het feest. Alles eromheen is alleen maar een excuus. Twee Oktober ’s avonds is De Gezelligste Avond Van Het Jaar: zowat alle café’s hebben bandjes spelen en het bier vloeit rijkelijk. Op 3 Oktober is die muziek iets minder dominant. De grap is dat de horeca-ondernemers doorhebben dat muziek de omzet verhoogt. En dus spelen óók op Koninginnedag de bandjes, net als op Drie Oktober.

Maar dan die reclame. Vooral tijdens de Grote Optocht valt die uit de toon. Wat moeten in godesnaam al die luxe-auto’s met een bloemstuk op de motorkap in de optocht? Geen idee wat die uitbeelden, anders dan een rijdende commercial break. En op zo’n break zit ik nu net níet te wachten.

Photo 29-06-13 12 09 17

Maar het kan erger, hoor. In de zomer heeft Leiden een zelfbedachte traditie, de Lakenfeesten. Daarin de eveneens zelfbedachte Peurbakkentocht. De eerste was grandioos; de schuitjes waarmee ooit op paling werd gevist in de grachten, het peuren, waren werkelijk een varend carnaval. En nu? Nu is het een stoet bootjes met reclameborden. De lol is er af. Ook de voetgangersbruggen worden gedegradeerd tot reclamebord. En de naam peurbakkentocht wordt tegenwoordig ook al voorafgegaan door een bedrijfsnaam.

97e1d4b3-d17e-4ad6-935a-ba4c65ab6007

Toppunt is ongetwijfeld de sport, met daarin voetbal als koning. Een koning die wordt geheerst door de commercie. Waar spandoeken moeten wijken om het zicht op reclameborden niet te belemmeren. Waar drank Y niet in het stadion te koop mag zijn omdat X het alleenrecht heeft. Voorwaar, bij het voetbal bracht de commercie de middeleeuwen terug, tot en met de spelershandel die trekjes heeft van de koehandel lijfeigenschap.

De vraag is waar de grens ligt. Als het oorspronkelijk doel zo ver raakt ondergesneeuwt door andere belangen, afgekocht door gratis ijsmutsen, vlaggetjes of toeters; wat blijft er dan aan geloofwaardigheid over? Steeds minder toch?

Dat hoor je dan ook op de walkant geïrriteerd mompelen tijdens de peurbakkentocht: “Het is allemaal reclame”.