5 min. à gauche

Vijf minuten. Wat zijn 5 minuten nu helemaal? Niet veel toch? Toch zijn ze in staat je in een staat van opwinding te brengen.

Eén van de effecten van in Nederland wonen, is dat je meent dat altijd alles dichtbij is en is geregeld. Zeker sinds we naar internationaal voorbeeld de winkeltijden hebben verruimd, hoef je je over een heleboel zaken geen zorgen meer te maken. Niet dat het allemaal goed gaat, hoor. In Leiden bijvoorbeeld is men van plan de nachtwinkels de nek om te draaien casu quo te laten uitsterven. Er komen geen nieuwe vergunningen.

En – een aparte alinea waard – ‘ze’, daar in Den Haag, breken wel angstwekkend voortvarend die voorzieningenstructuur af. Het zorgstwekkend daarin vind ik nog de afbraak van de zorg onder het mom dat er geld wordt verspild en alles onbetaalbaar wordt. Ooit was ik jaloers op de Britse National Health, nadat we er een keer gebruik van moesten maken in een vakantie. Wat is dat enorm rustgevend en handig: een systeem dat open en bereikbaar is, waar je je níet eerst druk moet maken over je verzekeringsdekking. En wat doen de idioten hier? Die breken af, maken onbereikbaarder en ongetwijfeld als systeem niet goedkoper.

Dat gemak van ‘alles om de hoek’ is in vele buitenlanden niet zo vanzelfsprekend (waarbij je nóóit mag vergeten dat onze schaalgrootte anders is, kleiner). En dus is tijdens de vakantie één van de allereerste dingen die moet gebeuren, uitzoeken hoe we aan brood komen en waar de supermarkt is. Nu ik dit tik, realiseer ik me dat we nooit zonder aanleiding hebben gezocht naar de plaatselijke huisarts, tandarts of het ziekenhuis. De supermarkt; díe wel.

Het broodprobleem is meestal heel snel opgelost. Bijna altijd loopt dat via een campingreceptie, mits je dus op een camoing verblijft. De supermarkt is echter van een geheel andere orde.

Alle jaren dat we in Frankrijk onze vakantie doorbrachten, hebben we ons verbaasd over onze onmogelijkheid de Franse manier van denken te doorgronden. In een latere blogpost zal ik er nog een voorbeeld van geven.

Buitenlandse supermarkten hebben op mij aantrekkingskracht. Ik moet er altijd even kijken of ze niet toevallig ‘iets speciaals’ verkopen. Vorig jaar was dat bijvoorbeeld haaievlees bij de visafdeling. Maar het wordt minder: net als het winkelcentrum uniformeert het assortiment. Zo gaat de lol er wel een beetje af, want de plaatselijke winkels en markten leggen – net als hier – het loodje tegen de giganten. Maar goed, ik bedonder mezelf graag en zoek dus nog steeds naar ‘dat speciale’.

Als je dan een bord ziet met de aankondiging dat er een ‘hypermarché’ in de buurt is, dan ga ik voor de bijl. Die móet ik even in. Welk concern het was, weet ik niet meer.

We vonden de weidewinkel nooit.

Op het bord stond “5 mins à gauche”. Eén lange doorlopende weg waar de hypersupermarkt dus na vijf minuten aan onze linkerhand zou opdoemen. Niks van. Na zes en na zeven minuten ook niet. Nooit niet. We zijn dus weer teruggekeerd op onze schreden en hebben netjes de aanwijzingen van mevrouw Navigon gevolgd terug naar de camping.

Dat is dus echt een frustratie van mij: op basis van die borden langs Franse wegen lukt het me nooit een supermarkt te vinden. Vijf minuten rijden?! Hoe snel dan?! Hoe ver is dat dan ongeveer?! Of van die lekker duidelijke “xx minuten op de weg naar Y”. Dan mag je nog blij zijn als Y een beetje dórp is. Want die weg vinden, is al een crime.

Van A naar B reizen, is ook cultureel bepaald. Onze afbraakleiders vergeten dat systematisch.

Het voorbeeld van die supermarkt is niet zonder betekenis. Het weerspiegelt een manier van denken die is gebaseerd op autobewegingen. In een land waar de auto min of meer standaardvervoer is, is dat ook vrij logisch. Dan kan een ziekenhuis ook best ietsje verder weg liggen. Maar niet als je OV tot speerpunt maakt. Dan heb je je voorzieningen ‘om de hoek’ nodig.

Zo moeilijk is dat toch niet?